Gewond
In een oogwenk was ik bij haar. Ze keek me met grote ogen aan. Ze was bang. Diezelfde angst moest ze in mijn ogen ook zien. Ik probeerde geruststellend te kijken, maar ik weet niet of het echt lukte. Ik hoopte het maar. Ik zag haar blik verzachten en haalde opgelucht adem. Toen keek ik naar de wond. Er kwam bloed uitstromen, maar het leek wel minder te worden. Er was dus niks vitaals geraakt. Niet dat ik dat met zekerheid kon zeggen met mijn zeer beperkte verstand van EHBO en wonden.
Ik keek omhoog naar de plek waar ze de afgrond in was gestort en ik bedankte in stilte dat het geen diep dal was waar we overheen waren gelopen. We waren net weer bij de boomgrens aangekomen en minder hoog dan in de rest van de bergen. Sarah tikte op mijn schouder. Ik keek weer naar haar en ze wees naar haar tas. Ik drukte haar handen op de wond en pakte de tas. Dat mijn handen helemaal onder het bloed zaten maakte me nu niet meer uit. In de tas zat een EHBO-pakketje dat ik eruit pakte. Ik haalde het verband eruit en drukte dat op haar been. Ze wees naar het pakketje en ik haalde er nog een flesje alcohol uit. Ik haalde het nu doorweekte verband eraf en gooide er wat alcohol op. Ze beet heel hard op haar lip maar maakte geen enkel geluid. Ik wilde even over haar haar wrijven, maar bedacht me net op tijd dat mijn handen onder het bloed zaten.
Ik pakte een nieuw verband en drukte dat erop. Ik voelde haar diep ademhalen en een beetje dieper in mijn armen zinken. Ik was heel blij dat de wond veel heftiger had kunnen zijn, maar ik maakte me toch een beetje zorgen. Ik keek om me heen om te zien of de grond om ons heen een beetje goed was om een tent op te zetten. Ik zag overal stenen en oneffenheden liggen, dus echt goed was het niet. Verderop dacht ik wel een vlak stuk land te zien. Ik hoopte maar dat ze sterk genoeg was om daarheen te lopen.
Ik haalde haar pakket langzaam van haar rug af en legde dat op de meest comfortabele manier onder haar hoofd neer. Ik vertelde haar dat ik even ging kijken verderop in de hoop dat we daar ons kamp op kunnen slaan. Ik zag de angst weer terugkeren in haar ogen, maar ik zei dat ik niet uit het zicht zou gaan.
“Durf het niet, nee”, zei ze.
Ik glimlachte. Ze was haar gevoel voor humor in ieder geval niet kwijt. Ik liep naar de plek waarvan ik dacht dat dat het geschikt was. Ik inspecteerde de grond en zag dat de grond zacht genoeg was om spijlen in te steken. Gelukkig maar. We hadden niet veel verder kunnen lopen. Ik liep weer terug en keek naar de wond. Ik zag nog geen bloed erdoorheen komen, dus ik hoopte maar dat de druk die ze erop uitoefende voldoende was om het te laten helen.
Vanavond als het bloeden gestopt is zal ik even kijken hoe de wond eruit ziet, dacht ik bij mezelf. Ik hoop heel erg dat de wond niet gehecht hoeft te worden. Dat heb ik namelijk nog maar één keer eerder gedaan. Maar ik ga me nog maar niet druk maken.
Ik zet het koffie stelletje naast haar op en het vertrouwde gepruttel begint. Ze glimlacht en zegt: “Dit gebeurt mij natuurlijk weer.”